U bent hier

Wetenschappelijk verantwoord handelen veronderstelt een gevalideerd en betrouwbaar diagnostisch instrumentarium. Uit de wetenschappelijke literatuur betreffende de diagnostiek van ADHD kunnen een aantal essentiële parameters worden afgeleid. Deze worden hieronder één voor één besproken aan de hand van de ‘Richtlijn voor de diagnostiek en behandeling van ADHD bij kinderen en jeugdigen’ (Trimbos-Instituut, 2005).

 

DSM-IV TR (APA, 2000) criteria

De diagnose ADHD dient te worden gesteld aan de hand van de gedragsbeschrijvingen en criteria die in de DSM-IV TR (APA, 2000) zijn opgenomen.
 

Informatie uit verschillende onderzoeksmethoden

Om de diagnose ADHD te kunnen stellen, moet informatie worden verzameld op basis van verschillende onderzoeksmethoden. Zo kan worden gebruik gemaakt van observaties, vragenlijsten en een klinisch en/of diagnostisch interview waarin zowel stoornisspecifieke aspecten als gegevens met betrekking tot de algemene ontwikkeling (ontwikkelingsanamnese) en de bredere familiecontext (familieanamnese) worden bevraagd.
 

Informatie van verschillende informanten

Tevens is het belangrijk verschillende informatiebronnen te raadplegen. Dit betekent dat niet enkel de persoon zelf, maar ook de ouder of partner dient te worden betrokken. Voor kinderen of jongeren kan ook de school een belangrijke informatiebron zijn. Om de invloed van de ADHD-problematiek op de schoolse vaardigheden te onderzoeken, kan eveneens orthodidactisch onderzoek aangewezen zijn. Ook het gezinsfunctioneren dient in kaart te worden gebracht. Dit kan aan de hand van gezinsdiagnostiek.
 

Multidisciplinair

Tot slot moet het bestaan van comorbiditeit zorgvuldig worden onderzocht. Om een optimale medische en psychiatrische differentiaaldiagnostiek te garanderen is multidisciplinair onderzoek vereist.

 

Bovenstaande parameters vormen de basis voor de opbouw van het luik diagnostisch onderzoek in de Sociale Kaart ADHD. Voor elke voorziening kan worden nagegaan hoe deze parameters verrekend worden.